De stamvader van mijn familietak is Thomas Koops (1734-1790). Hij is geboren in het Drentse Kolderveen als zoon van Coop Jans. Zijn kinderen en de latere generaties droegen zijn voornaam vervolgens als hun achternaam. Tot ongeveer 1850 woonden en werkten allen in Kolderveen, maar daarna ging men de wereld in en ontstonden meerdere familietakken, ondermeer in Oldemarkt, in de Haarlemmermeer en in Hoogeveen.

In deze blog worden oude verhalen rond de familie Thomas verteld en zoektochten naar oude gebeurtenissen beschreven, met als doel bijna of al helemaal vergeten familieleden weer enigszins uit de vergetelheid te halen.

zaterdag 19 april 2014

De bokkies

Toen mij grootvader naamgenoot Cornelius Thomas zich rond 1944 uit de molen terugtrok en de zaak overdroeg aan zijn jongste zoon (en mijn oom) Jacob, kreeg hij tijd om zich meer met de aangename zaken van het leven bezig te houden. Eén daarvan was, volgens mijn vader, het timmeren. Zo ging hij zich ondermeer bezighouden met het vervaardigen van tuinmeubilair. Hij maakte zodoende diverse kloeke houten crapauds, wat men tegenwoordig als een tuinlounge-set zou betitelen. In het familiearchief is van deze bezigheid een foto bewaard gebleven, die te dateren is ergens aan het einde van de jaren 40 van de vorige eeuw, gemaakt achter hun toenmalige woning aan de Grote Kerkstraat in Hoogeveen.


Fig 1. 1948 Opa en oma Thomas

De tuinstoelen kenmerkten zich door een geweldige stevigheid, maar zaten natuurlijk wel keihard. Gelukkig was daar met een stel kussentjes wel wat aan te doen. Sommige van de tuinstoelen hadden zelfs speciale features in de vorm van uitklapbare aanhangsels aan de stoelleuningen, waardoor er een tafeltje kon worden gemaakt waarop koffiekopjes, dranken en borrelgarnituur konden worden uitgestald (zie op Fig 2.).


Fig. 2. 1952

Opa overleed in 1953 en oma in 1956. Het huis aan de Grote Kerkstraat werd daarna bewoond door hun dochter en mijn tante Dien Thomas (rechts op Fig 3.). Op meerdere foto’s van latere familiebijeenkomsten is steeds weer de loungeset te bewonderen, gekiekt op lekkere dagen getuige het volgende plaatje als voorbeeld.


Fig. 3. 1966

Ook bij mijn ouderlijk huis waren meerdere van deze stoelen van opa´s hand aanwezig, door mijn vader steevast “de bokkies” genoemd. Hieronder zit ik in onze achtertuin naast mijn oom Jaap Thomas, die lekker onderuit in een van de bokkies zit te genieten van het mooie weer, drank en spijzen.


Fig. 4. Juli 1987

En zo verstreek de tijd en zo volgden de generaties elkaar op. In april 1993 overleed mijn vader en in de weken daarna werd het huis aan de Willemskade, waar hij als weduwnaar gedurende 25 jaren had gewoond, opgeruimd en verkocht. Echter niet voordat ik eerst nog een aantal foto’s maakte van het ouderlijk huis, de tuin en de omgeving. Op één daarvan zie je nog steeds een van de bokkies staan. Deze moet toen dus zeker 40 jaar oud zijn geweest. Wat ervan geworden is? Ik zou het niet weten. Ze waren toen toch echt wel door de tijd ingehaald en ik heb er niet, op zijn minst eentje, meegenomen naar mijn eigen tuin. Als ik dit zo nalees en bekijk, heb ik daar eigenlijk nog wel een klein beetje spijt van….


Fig 5. Eind april 1993

Klaas Thomas (1837-1854)

In een bijbel die heeft toebehoord aan mijn betovergrootouders, heeft mijn betovergrootmoeder, Jentje van Raalte (zie over haar in een eerder verhaaltje op deze site) de samenstelling opgeschreven van haar gezin. Daarbij is ook de naam Klaas genoteerd, waarvan mijn vader wist te vertellen dat hij is verdronken in het Zwarte water bij Zwartsluis. Dat is ook gelijk alles wat van deze gebeurtenis bekend is gebleven. Klaas was, zo was bekend, slechts 17 jaar oud toen dit is gebeurd. Later heb ik geprobeerd om iets meer over de omstandigheden van dit ongeluk te weten te komen, maar die zijn nog steeds op zijn minst deels onduidelijk.


Fig 1. Handschrift van Jentje van Raalte, bijschrift in blauw van mijn vader

Maar laat ik bij het begin beginnen. Mijn betovergrootouders, Jan Thomas (1806-1858) en Jentje van Raalte (1811-1881) zijn in 1834 getrouwd in Meppel, waar zij is geboren als dochter van zeilenmaker Klaas van Raalte. Jan Thomas was geboren in Kolderveen en was als jongeling bakkersknecht in Meppel. Zo hebben ze elkaar dus leren kennen. Na hun huwelijk vestigden ze zich in Zwartsluis waar ze een bakkerij hadden vlakbij de Nieuwe Sluis. In 1835 werd er hun eerste zoon Roelof geboren en twee jaar later, op 2 maart 1837, zag Klaas daar voor het eerst het levenslicht. Roelof werd later landbouwer in de Haarlemmermeer en Klaas was waarschijnlijk degene die later voorbestemd was om de bakkerij van zijn vader over te nemen. Totdat op 30 mei 1854 plotseling een einde aan zijn leven kwam.

Wat is er toen gebeurd? De overlijdensakte, nr. 35, gedateerd 1 juni 1854, vertelt ons dat voor Johannes van Setten, burgemeester en ambtenaar van de burgerlijke stand van Zwartsluis, op die dag Roelof Terpstra verscheen, visser van beroep, vergezeld van Daniel de Vries, arbeider. Deze mannen verklaarden dat zij op 31 mei om 4 uur ’s middags “uit het water genaamd de kade Sloot liggende aan het Zwarte water bij de Nieuwe Sluis in deze gemeente hebben opgehaald een lijk, hetwelke zij erkenden in leven te zijn geweest Klaas Thomas, van beroep bakkersknecht, oud ruim zeventien jaren, geboren te Zwartsluis, zoon van Jan Thomas van beroep bakker en Jantje van Raalte zonder beroep, echtelieden wonende te Zwartsluis”.
Dit betekent dat Klaas nadat hij is verdronken nog een dag in het water heeft gelegen en blijkbaar niet onmiddellijk is gevonden. Waarom eigenlijk niet? Hoe is hij dan te water geraakt en waren daar dan geen andere mensen bij? Een tip van de sluier wordt opgelicht door de Provinciaalse Overijsselse en Zwolsche Courant, die op 7 juni 1854 verslag doet van de gebeurtenis:
Een jongeling van ongeveer 16 jarigen ouderdom te Zwartsluis, begaf zich in het laatst der vorige week te water om zich te baden, ten gevolge waarvan hij onmiddellijk zonk en, ofschoon door zijn vader er spoedig weder uitgehaald, was hij toch reeds verdronken

Fig 2. Provinciaalse Overijsselse en Zwolsche Courant, 7 juni 1854

Hoewel deze lezing in de krant erop duidt dat de drenkeling direct uit het water is gehaald wordt dat dus in de overlijdensakte weersproken. In ieder geval zal mijn betovergrootvader het hebben zien gebeuren en is het hem niet gelukt zijn zoon van de verdrinkingsdood te redden. Het zal diepe indruk op hem hebben gemaakt en daarna is ook het voortbestaan van de bakkerij in een ander daglicht komen te staan. Hoe het ook zij: het gezin heeft een jaar later Zwartsluis verlaten en verhuisde naar Ruinen. Daar is Jan Thomas in 1858 overleden.

Je kunt hier heel filosofisch op terugkijken. Als Klaas niet zo noodlottig aan zijn einde was gekomen, was Jan Thomas dan een jaar later wel naar Ruinen verhuisd? Kon hij er misschien niet meer tegen om dagelijks de plek te zien waar zijn zoon was verdronken? En als dat zo is: zijn jongste zoon Jacob, mijn overgrootvader, zou als het ongeluk niet had plaatsgevonden in Zwartsluis zijn opgegroeid en niet in Ruinen. Hij zou niet in Hoogeveen zijn beland en daar zijn vrouw niet hebben ontmoet. Ik zou er dan ook nooit zijn geweest.